Campagne - Doelmatig overheidsbeheer

  • "Like" deze campagne om ze te promoten.

    Hebt u geen Facebook-account? Schrijf u in!

  • U kunt deze campagne financieel steunen

    Doe een gift en zeg ons voor welke campagne die bestemd is.

.

Ontwikkelingssamenwerking: tijd om solidariteit te tonen

Geplaatst op 14/04/2017 in Doelmatig overheidsbeheer, geen categorie, Non classé @nl, Non classé @nl.

In vijf jaar tijd heeft de federale regering het budget ontwikkelingssamenwerking, dat in % van het bni wordt uitgedrukt, met een derde verminderd. Daarnaast bevoorrecht ze de officiële hulp terwijl het algemeen bekend is dat een belangrijk deel van die hulp van de doelstelling wordt afgeleid. De heer Daniel Turiel, gedelegeerd bestuurder bij de ngo ACTEC, toont de uitmuntende resultaten van de beroepsopleiding en het microkrediet.
&nbsp

Mijnheer Turiel, wat betekent ontwikkeling voor u concreet?

Het begrip ontwikkeling omvat veel facetten van het leven van mensen en volkeren. Het concept ontwikkeling heeft immers zelf in de loop van de geschiedenis een hele evolutie gekend. Tijdens de Verlichting werd ontwikkeling als een vooruitgang gezien die lineair en onomkeerbaar bleek. De verschillende oorlogen en economische crisissen hebben de beperkingen van de begrippen vooruitgang en ontwikkeling betoond. De beperkingen worden des te duidelijker in een multiculturele context waarin het westerse model niet noodzakelijkerwijs wordt aanvaard.

Volgens onze opvatting komt ontwikkeling de persoon en de waardigheid van iedere persoon ten goede in zowel de noordelijke als de zuidelijke landen. Een land is ‘ontwikkelder’ wanneer het iedere burger de mogelijkheid biedt om zijn talenten te ontwikkelen; voor zijn zelfontplooiing en ten dienste van de samenleving. Mensen kunnen hun capaciteiten ontplooien in een ‘ontwikkelde’ omgeving: opvoedingssysteem, gezondheid, arbeidskansen, uitoefening van burgerlijke vrijheden, rechtszekerheid enz.

Opvoeding is een essentieel onderdeel dat net toelaat om ieders talenten te ontwikkelen en om maatschappelijke welvaart voor iedereen te garanderen vanuit een sociaal, economisch en cultureel standpunt. Als we de verschillende landen in de wereld bekijken, stellen we moeiteloos vast dat er een bijna perfecte correlatie bestaat tussen het opleidingsniveau en de ontwikkelingsgraad van het land. De gevolgtrekking is duidelijk: de grootste rijkdom van de naties ligt bij opleiding en de talenten van hun inwoners.

 

Wat is de missie van ACTEC?

Onze slogan luidt: “Een beroep voor iedereen”. ACTEC helpt armen in de zuidelijke landen om zich vanuit een beroep te ontwikkelen. ACTEC biedt bijstand die zich op de persoon richt, die met andere woorden de capaciteiten van iedere persoon beklemtoont zodat hij zich vrij een weg  door het leven kan banen. Daartoe zien we opvoeding en beroepsopleiding als twee pijlers van die vrijheid die de mensen de mogelijkheid bieden om zich als verantwoordelijke personen te ontplooien.

 

Hoe zet u uw doelstelling voort?

Onze activiteit bestaat erin opleidingscentra in het leven te roepen die de talenten van arme personen in de zuidelijke landen ontwikkelen opdat zijzelf het kopstuk van hun eigen ontwikkeling worden alsook de spilfiguur van de vooruitgang in hun land.

Als ngo voor ontwikkelingssamenwerking organiseert ACTEC acties in ontwikkelingslanden die ze met giften van particulieren en openbare subsidies financiert. Wij bouwen centra voor de technische vorming van jongeren en volwassenen, stellen ondersteuningsprogramma’s  voor micro-ondernemers op (microkredieten en aangepaste managementcursussen) en richten gespecialiseerde centra op zoals hotelvakscholen, verplegersscholen enz.

Om het voortbestaan van onze projecten te verzekeren, bestaat onze belangrijkste taak erin goede partners in het Zuiden te vinden. Ik leg er zelfs de klemtoon op dat we partners in het Zuiden zoeken die uitmuntend zijn. Kwalitatieve en duurzame projecten in de zuidelijke landen realiseren is immers vaak een zware taak door de inherente moeilijkheden van de situatie:  in gebreke blijvende staten, een gebrek aan lokale capaciteiten, het ontbreken van infrastructuurvoorzieningen, corruptie van de administratieve en beleidsverantwoordelijken, chronische instabiliteit vanuit politiek, maatschappelijk en economisch standpunt …

De personen die onze partnerinstellingen leiden, combineren drie kwaliteiten die niet vaak samen voorkomen: een enorm idealisme, weergaloze talenten en een grote beroepsbekwaamheid.

 

Hoe kiest u het doelpubliek van uw project?

We kiezen personen die aan die activiteiten deelnemen in nauwe samenwerking met onze lokale partners. Onze collega’s in het Zuiden zijn leiders in hun land, ze zijn echte sociale ondernemers. Doordat ze het terrein en de behoeften van de bevolking perfect kennen, identificeren ze de te ondernemen prioritaire acties opdat er een beroepsopleiding wordt aangeboden die aan de lokale context is aangepast. Dankzij ons partnerschap op basis van idealisme, doeltreffendheid en professionalisme hebben onze projecten sinds 30 jaar meer dan 1.100.000 personen rechtstreeks geholpen.

Hun expertise geeft ons de kans om de economische mogelijkheden van de regio en de vraag naar arbeidskrachten van potentiële werkgevers goed te onderzoeken en de reële kansen op een vormingsperiode voor de begunstigden te analyseren. We bevoorrechten acties voor drie specifieke groepen:

  • Jongeren: Ontwikkelingslanden hebben een zeer jonge bevolking die onvoldoende toegang tot een technische opleiding heeft. Ze vertegenwoordigen de toekomst van hun gemeenschappen.
  • Vrouwen: De discriminatie en ongelijkheid die vrouwen ondergaan zijn talrijk in de arme landen. Ze worden op verschillende vlakken uitgebuit, hebben vaak geen toegang tot onderwijs, worden weinig of niet bezoldigd en moeten al te vaak de opvoeding van de kinderen alleen op zich nemen. Een bevredigend beroep is voor hen een krachtig middel voor zelfontplooiing en maatschappelijke emancipatie.
  • Micro-ondernemers.

Wat is uw ervaring met micro-ondernemers?

Ze stemmen overeen met wat we hier zelfstandigen en zaakvoerders noemen. Hun persoonlijk initiatief stelt hen in staat hun eigen tewerkstelling en die voor behoeftigen te ontwikkelen. Ze vormen de structuur van de informele economie waarmee een belangrijk deel van de arme bevolking wordt onderhouden. ACTEC wil de creatieve krachten van die micro-ondernemers de vrije loop laten zodat zij het statuut van ‘bijgestane persoon’ kunnen verruilen voor dat van ‘promotor van de ontwikkeling van de ander’: hun familie, werknemers, klanten.

Onze programma’s leveren uiterst interessante resultaten op: meer inkomsten, betere kwaliteit van de productieactiviteiten, jobcreatie in marginale wijken, succesverhalen onder kansarme bevolkingsgroepen enz. De micro-ondernemers die aan onze opleidingsprogramma’s deelnemen, zien hun verkoop met 50 % toenemen. Het terugbetalingspercentage van onze microkredieten ligt hoger dan 96 %.

 

Wat denkt u over de evolutie van de ontwikkelingssamenwerking van de voorbije jaren?

Verdeling van de uitgaven van de Belgische Staat voor ontwikkelingssamenwerkingDat is een zeer breed gebied met zeer contrastrijke situaties. In Europa domineert de overheid. Ze hanteert drie financieringskanalen: multilaterale organisaties (VN, Wereldbank, Europese Commissie), openbare ontwikkelingsagentschappen (in België, de BTC – Belgische Technische Coöperatie) die bilaterale projecten uitwerken en tot slot de niet-gouvernementele actoren (ngo’s en universiteiten).
Sedert een tiental jaren zijn de overheden geneigd om acties te bevoorrechten die met de regeringen van de begunstigde landen zijn ondernomen. Dat betekent een groeiende inefficiëntie van de samenwerking omdat de overheden van die landen grotendeels disfunctioneel en ondoeltreffend zijn. Daarnaast verduisteren ze vaak de fondsen die op het bestrijden van de armoede zijn gericht.

 

En in België?

Evolutie van het budget ontwikkelingssamenwerking van de Belgische StaatOndanks de goede bedoelingen is de regering er niet in geslaagd om het solidariteitsgevoel van de grote meerderheid van de Belgen in te lossen. Op het moment dat de regering de verbintenis aangaat om 0,7 % van het bni (bruto nationaal inkomen) voor ontwikkelingssamenwerking beschikbaar te stellen, neemt ze maatregelen die ons van die doelstelling afwenden. Daarnaast is het land dat de meeste subsidies krijgt uit het budget ontwikkelingssamenwerking … België zelf! In strijd met het advies van de sector telt de regering immers in de samenwerking met het Zuiden de uitgaven mee die in België voor de zorg van de migranten in ons land worden gedaan. Het is heel nobel om vluchtelingen te verwelkomen, maar experten zijn eensgezind over de noodzakelijkheid om ontwikkelingssamenwerking en de opvang van vluchtelingen budgetair gescheiden te houden. Wetende dat onze levensstandaard 100 keer beter is dan die van de Congolezen en van veel Afrikanen, is dat een teleurstellende ontwikkeling.

 

Waartoe spoort u dan aan?

Het is veel efficiënter om het welslagen van projecten te bevorderen die van het plaatselijke maatschappelijk middenveld uitgaan. Dat maatschappelijk middenveld (verenigingen, universiteiten, ngo’s, religieuze organisaties enz.) biedt betere garanties dat de hulp de werkelijke doelgroepen van onze gezamenlijke inspanning bereikt. Door die strategie wordt het maatschappelijk middenveld in die landen ook bevorderd waardoor die samenlevingen rijker worden en een betere invloed op de vaak disfunctionele en corrupte overheden kunnen uitoefenen. We moeten de hulp aan de betrokken Staten niet opgeven, maar we moeten wel de beperking van die benadering inzien en dus de samenwerking met het maatschappelijk middenveld voortrekken.

14 april 2017

Burgerschapsvorming of maatschappijleer begrijpen

Geplaatst op in Doelmatig overheidsbeheer, geen categorie, Non classé @nl, Non classé @nl.

Een van de grootste taken van onze opvoeders en dus van de hele maatschappij is om jonge mensen tot verantwoordelijke burgers op te leiden die zich voor het algemeen belang inzetten. De school kan die ambitie niet alleen realiseren. Immigratie, radicalisering, populisme en de opkomst van het extremistische gedachtegoed moeten ons er doen aan herinneren dat er een tekort aan burgerschapsvorming is.  We beginnen met een stand van zaken in Europa en in de Belgische gemeenschappen. We duiden het soort maatregelen aan dat men van de overheid verwacht.

 

Wat verstaat men onder burgerschapsvorming?

Burgerschapsvorming kan worden begrepen als een leerproces voor effectieve deelname aan democratische processen op alle niveaus van de samenleving. Ze bereidt personen op een efficiënte burgerparticipatie voor en is met de rechten en plichten van de burgers verbonden. Burgerschapsvorming heeft als basisprincipes en -waarden transparantie, deelname, reactiviteit, verantwoordelijkheid en rechtvaardigheid.

 

Voorwaarden voor burgerschapsvorming

Burgerschapsvorming houdt dus een theoretisch leerproces in, alsook praktijkervaring en de verwerving van sociale vaardigheden. Die opvoeding beperkt zich niet tot de school, noch tot de jeugd. De rol van de ouders is cruciaal, met name op het gebied van motivatie. Media, films, boeken, maar ook alle andere bronnen van ideeën zoals denktanks, intergenerationele dialogen en informele ideeënuitwisselingen vormen ons.

In het onderwijs moet er gekozen worden tussen de oprichting van een apart vak of een diffusere aanpak. We spreken daarbij over inschaling omdat de theoretische kennis in verschillende andere vakken kan worden geïntegreerd. We spreken daarbij ook over interdisciplinair of transversaal leren, in het bijzonder voor de sociale vaardigheden die op een coherente manier in alle vakken aan bod komen.

 

De situatie in Europa

In april 2016 heeft de Raad van Europa een nieuw document goedgekeurd waarin de vaardigheden voor democratisch burgerschap en interculturele dialoog staan beschreven. Met die vaardigheden (waarden, houding, vaardigheden, kennis en kritische blik) zijn mensen in staat om zich als actieve burger in democratische en diverse samenlevingen in te zetten en hun slaagkansen in hun actieve leven te verhogen.

Aanbevelingen komen voortdurend terug op de mogelijkheid voor leerlingen om aan de besluitvorming op school deel te nemen; benoemen de open klassfeer, de versterking van de bekwaamheden van de lesgevers en de samenwerking tussen de verschillende, betrokken partners.

Alle Europese landen zijn het er over eens dat burgerschapsvorming op de een of de andere manier deel van het formele leerprogramma moet uitmaken. Nochtans verschillen de voorwaarden tussen de landen beduidend zonder dat van een dominante aanpak sprake is. Burgerschapsvorming kan als een apart vak worden onderwezen (vaak verplicht) of kan in de gebruikelijke vakken worden geïntegreerd (zoals geschiedenis, cultuurwetenschappen, aardrijkskunde, godsdienst of filosofie) en/of kan als een interdisciplinair thema worden opgevat.

In 2005 heeft de Europese Commissie via Eurydice een verregaand onderzoek geleid over de keuzen van de lidstaten. In het lager onderwijs in de meeste landen wordt burgerschapsvorming in andere vakken geïntegreerd of als een interdisciplinair thema behandeld. In het secundair onderwijs daarentegen (in sommige jaren tenminste) had bijna de helft van de Europese landen daarvoor een apart vak opgericht.

Zweden, een van de meest geavanceerde landen, legt een programma van 855 lessen op die over de 9 jaar van het lager onderwijs en het lager secundair onderwijs zijn verspreid. Burgerschapsvorming is er een volwaardig vak en een interdisciplinaire doelstelling.

Lesgevers mogen ngo’s uitnodigen om specifieke conferenties of workshops te geven, maar ze krijgen zelden een budget om hun gastsprekers te vergoeden.

Verschillende landen hebben vormingscentra opgericht zoals Prodemos in Den Haag en Parlamentarium en BelVue in Brussel, om er maar een paar te noemen.

In 2015, heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité het “Europees paspoort voor actief burgerschap” gepubliceerd. Het Comité biedt er snelgidsen, informatiebladen en brochures over alle aspecten van de moderne Europese democratie. Er is een scala aan middelen om burgerparticipatie in het democratische proces te promoten, en een uitgebreide handleiding over het Europees burgerinitiatief (ECI).

 

De situatie in België

In België hebben de drie gemeenschappen een verschillende koers gekozen. In het algemeen kunnen we toch vaststellen dat directeurs en lesgevers van het lager onderwijs een zekere autonomie in het onderwijs hebben. In het geval van burgerschapsvorming heeft zelfs de Franse Gemeenschap een verplicht programma bewust vermeden.

In de Duitstalige Gemeenschap is maatschappijleer (Bürgerkunde) een interdisciplinair thema in lagere scholen en in de middelbare onderwijsprogramma’s is ze geïntegreerd.

 

De situatie in Vlaanderen

In Vlaamse scholen is maatschappijleer geen apart vak, maar is ze in de transversale doelstellingen geïntegreerd (“vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen en eindtermen”). In het secundair onderwijs zijn die doelstellingen in 7 contexten opgedeeld: lichamelijke gezondheid en veiligheid, mentale gezondheid, sociorelationele ontwikkeling, omgeving en duurzame ontwikkeling, politiek-juridische samenleving, socio-economische samenleving, socioculturele samenleving. De vijfde context (politieke-juridische aspect van een democratische samenleving) is in vier thema’s onderverdeeld: actief burgerschap, de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de eigenschappen en de werking van een democratie en de Europese en internationale dimensie.

Verscheidene instellingen stellen materiaal samen voor burgerschapsvorming op school, zoals De Kracht Van Je Stem en Studio Globo.

Filosofische en religieuze vakken (2 lessen per week) spelen een belangrijke rol in de verwezenlijking van die horizontale doelstelling in verband met het burgerschap.  Scholen beslissen vrij over de implementatie ervan.

De noden inzake burgerschapsvorming maken deel uit van het debat over de hervorming van het onderwijs dat momenteel in het Vlaams Parlement loopt .

 

Burgerschapsvorming in de scholen van de Franse Gemeenschap

Sinds 2016 krijgen leerlingen van het lager onderwijs lessen filosofie en burgerschap aangeboden. Die lessen worden wettelijk georganiseerd door het “decreet van 22 oktober 2015 betreffende de organisatie van een cursus filosofie en burgerzin en een opvoeding tot filosofie en burgerzin”. Er was gepland om daarmee in 2017 in het secundair onderwijs te starten, maar de voorbereidingen zouden vertraging hebben opgelopen.

In de door de staat gefinancierde scholen hadden de leerlingen eerder de keuze tussen twee uur religie of zedenleer per week. Die levensbeschouwelijke lesuren zijn nu naar een uur per week verminderd. Het vrijgekomen uur wordt nu specifiek aan filosofie en maatschappijleer besteed.

Het ministerie definieert maatschappijleer als “een begrip van de kwesties betreffende het burgerschap en de ontwikkeling van het kritische denken”. Maatschappijleer wordt niet als een eenvoudige overdracht van regels en gedragingen beschouwd: ze is niet meer een klassieke cursus morele opvoeding. Het onderricht steunt op vier pijlers: kritisch denken, zelfkennis, rechtsgelijkheid en sociale en democratische participatie. In plaats van een formeel programma te verstrekken, beveelt het ministerie een aanzienlijke hoeveelheid boeken, dvd’s, didactisch materiaal en tijdschriften aan de lesgevers aan.

 

Onpartijdigheid

Maatschappijleer mag geen eenzijdige politieke tribune zijn. Over het algemeen is de inhoud onpartijdig. Tegelijkertijd ontwikkelen we het kritische denken beter door op reële gevallen te oefenen. Op school kan de leraar geëngageerde gasten uitnodigen om een workshop te leiden, maar daarbij zal hij tijdens de discussies de rol van onpartijdige moderator of van advocaat van de duivel moeten spelen.

We kunnen niet van de leraars verwachten dat ze persoonlijk onpartijdig zijn, als dat al bestaat. Wat er in het officieel onderwijs wel toe doet, is dat we leraars hebben die zich inspannen om zich in hun vak onpartijdig op te stellen. Die vaardigheid kan men leren. Een acteur die persoonlijk atheïst is, kan namelijk op bevredigende wijze de rol van geestelijke in een film spelen. Een rechter mag een politieke mening hebben en zelfs van een partij lid worden.

Naast onpartijdigheid worden er andere kwaliteiten van een lesgever burgerschap verwacht. Zo zal hij zijn passie voor burgerzin gemakkelijker aan zijn publiek kunnen meegeven als hij zelf een betrokken burger is.

De ouders zijn het beste geplaatst om op het evenwicht van het vak burgerschap toe te zien. Zij merken immers de resultaten van dat vak bij hun kinderen. De directie van de school kan dus beter zorgvuldig naar de ouders luisteren, met dien verstande dat de ontvangen adviezen voldoende representatief zijn voor het hele onderwijs en dat het niet om een individueel probleem gaat.

 

Aanbevelingen

Tijdens een symposium dat op 23 maart 2017 werd georganiseerd, heeft IDEA (Institute for Democracy and Electoral Assistance) een groot aantal spelers uit het veld uitgenodigd en heeft het geprobeerd om aanbevelingen omtrent maatschappijleer te doen. Die aanbevelingen worden onder de volgende thema’s gegroepeerd:

  1. actieve deelname
  2. maatregelen om de kwaliteit van de maatschappijleer in scholen te verbeteren
  3. partnerschappen tussen scholen en de civiele samenleving
  4. financiering
  5. de boodschap aantrekkelijk brengen
  6. kennisoverdracht.

Later komen we op die verschillende aspecten terug. Onthoud voorlopig dat burgerschapsvorming een krachtige factor is in de integratie en de sociale samenhang.

 

Brussel, 4 april 2017

 

 

Onderzoek naar het openbaar bestuur

Geplaatst op 11/10/2015 in Doelmatig overheidsbeheer, geen categorie, Non classé @nl.

Als observatorium van het openbaar bestuur publiceert WijBurgers onderzoeken volgens deze methodologie:

Keuze van het onderwerp

WijBurgers richt zich op de samenwerking met andere instellingen en op situaties waarin de politieke verantwoordelijkheid duidelijk herkenbaar is.

Het syntheserapport bevat:

  1. een samenvatting van een viertal regels die de nieuwsgierigheid van de lezer opwekt en/of een conclusie
  2. een algemene beschrijving van het probleem; indien relevant en mogelijk ook de financiële inzet
  3. wanneer het artikel handelt over een bestuursproblematiek, de namen van de verantwoordelijke politici en indien het om een oude beslissing gaat, kijken we terug in het verleden
  4. eventueel denkpistes voor oplossingen voor de vastgestelde problemen
  5. eventueel vragen aan de politicus/politici: zowel om informatie te vragen als om de persoon in kwestie uit te nodigen om de maatregelen die hij overweegt, uit te leggen alsook hoe hij de problemen wil oplossen
  6. indien nodig bijlagen zodat het artikel 8.000 tot 10.000 tekens bevat, spaties inbegrepen.

Objectiviteit

Met het oog op een goede mate van objectiviteit wordt het rapport naar het Wetenschappelijk Comité en desgevallend naar de politicus/politici gestuurd met een redelijke termijn om te reageren.

Publicatie

Het eindartikel wordt in onze nieuwsbrief gepubliceerd en wordt in het persoonlijk profiel van de rechtstreeks betrokken politici geplaatst (alsook geciteerd in het artikel).

Opvolging

Als de financiering het toestaat, biedt WijBurgers een controleprocedure: de politicus wordt na een jaar ondervraagd over de vooruitgang van de implementatie van eventuele beloften.

 

De omvang van de ministeriële kabinetten

Geplaatst op 07/10/2014 in De omvang van de ministeriële kabinetten, Doelmatig overheidsbeheer.


In Wallonië mogen ministers 60 medewerkers hebben. Tijdens de vorige legislatuur had dhr. Rudi Demotte, met zijn twee petjes, 120 medewerkers. Maar 79% van de bevolking wil dat aantal beperken tot 30. Voor 38% van de ondervraagden is dat een heel belangrijk punt wanneer ze beslissen voor wie ze gaan stemmen. Het gaat niet enkel om besparingen op de uitgaven van de ministers, maar om de cultuur van het openbaar ambt.

Het aantal instellingen verkleinen

Geplaatst op in Doelmatig overheidsbeheer, Het aantal instellingen verkleinen.


De instellingen staan ten dienste van de burgers en niet omgekeerd. Wanneer de redenen waarom ze werden opgericht verdwijnen (of aan belang inboeten), moeten ze worden afgeschaft: om het geld van de belastingplichtigen niet te verkwisten en om het overheidsapparaat te vereenvoudigen. Uit een recente peiling blijkt dat 51% van de Belgen wil dat de provinciebesturen worden afgeschaft, terwijl 28% daar tegen is.