Artikel - Burgerschapsvorming of maatschappijleer begrijpen
Geplaatst op 14/04/2017 in Doelmatig overheidsbeheer, geen categorie, Non classé @nl, Non classé @nl. |
Een van de grootste taken van onze opvoeders en dus van de hele maatschappij is om jonge mensen tot verantwoordelijke burgers op te leiden die zich voor het algemeen belang inzetten. De school kan die ambitie niet alleen realiseren. Immigratie, radicalisering, populisme en de opkomst van het extremistische gedachtegoed moeten ons er doen aan herinneren dat er een tekort aan burgerschapsvorming is. We beginnen met een stand van zaken in Europa en in de Belgische gemeenschappen. We duiden het soort maatregelen aan dat men van de overheid verwacht.
Wat verstaat men onder burgerschapsvorming?Burgerschapsvorming kan worden begrepen als een leerproces voor effectieve deelname aan democratische processen op alle niveaus van de samenleving. Ze bereidt personen op een efficiënte burgerparticipatie voor en is met de rechten en plichten van de burgers verbonden. Burgerschapsvorming heeft als basisprincipes en -waarden transparantie, deelname, reactiviteit, verantwoordelijkheid en rechtvaardigheid.
Voorwaarden voor burgerschapsvormingBurgerschapsvorming houdt dus een theoretisch leerproces in, alsook praktijkervaring en de verwerving van sociale vaardigheden. Die opvoeding beperkt zich niet tot de school, noch tot de jeugd. De rol van de ouders is cruciaal, met name op het gebied van motivatie. Media, films, boeken, maar ook alle andere bronnen van ideeën zoals denktanks, intergenerationele dialogen en informele ideeënuitwisselingen vormen ons. In het onderwijs moet er gekozen worden tussen de oprichting van een apart vak of een diffusere aanpak. We spreken daarbij over inschaling omdat de theoretische kennis in verschillende andere vakken kan worden geïntegreerd. We spreken daarbij ook over interdisciplinair of transversaal leren, in het bijzonder voor de sociale vaardigheden die op een coherente manier in alle vakken aan bod komen.
De situatie in EuropaIn april 2016 heeft de Raad van Europa een nieuw document goedgekeurd waarin de vaardigheden voor democratisch burgerschap en interculturele dialoog staan beschreven. Met die vaardigheden (waarden, houding, vaardigheden, kennis en kritische blik) zijn mensen in staat om zich als actieve burger in democratische en diverse samenlevingen in te zetten en hun slaagkansen in hun actieve leven te verhogen. Aanbevelingen komen voortdurend terug op de mogelijkheid voor leerlingen om aan de besluitvorming op school deel te nemen; benoemen de open klassfeer, de versterking van de bekwaamheden van de lesgevers en de samenwerking tussen de verschillende, betrokken partners. Alle Europese landen zijn het er over eens dat burgerschapsvorming op de een of de andere manier deel van het formele leerprogramma moet uitmaken. Nochtans verschillen de voorwaarden tussen de landen beduidend zonder dat van een dominante aanpak sprake is. Burgerschapsvorming kan als een apart vak worden onderwezen (vaak verplicht) of kan in de gebruikelijke vakken worden geïntegreerd (zoals geschiedenis, cultuurwetenschappen, aardrijkskunde, godsdienst of filosofie) en/of kan als een interdisciplinair thema worden opgevat. In 2005 heeft de Europese Commissie via Eurydice een verregaand onderzoek geleid over de keuzen van de lidstaten. In het lager onderwijs in de meeste landen wordt burgerschapsvorming in andere vakken geïntegreerd of als een interdisciplinair thema behandeld. In het secundair onderwijs daarentegen (in sommige jaren tenminste) had bijna de helft van de Europese landen daarvoor een apart vak opgericht. Zweden, een van de meest geavanceerde landen, legt een programma van 855 lessen op die over de 9 jaar van het lager onderwijs en het lager secundair onderwijs zijn verspreid. Burgerschapsvorming is er een volwaardig vak en een interdisciplinaire doelstelling. Lesgevers mogen ngo’s uitnodigen om specifieke conferenties of workshops te geven, maar ze krijgen zelden een budget om hun gastsprekers te vergoeden. Verschillende landen hebben vormingscentra opgericht zoals Prodemos in Den Haag en Parlamentarium en BelVue in Brussel, om er maar een paar te noemen. In 2015, heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité het “Europees paspoort voor actief burgerschap” gepubliceerd. Het Comité biedt er snelgidsen, informatiebladen en brochures over alle aspecten van de moderne Europese democratie. Er is een scala aan middelen om burgerparticipatie in het democratische proces te promoten, en een uitgebreide handleiding over het Europees burgerinitiatief (ECI).
De situatie in BelgiëIn België hebben de drie gemeenschappen een verschillende koers gekozen. In het algemeen kunnen we toch vaststellen dat directeurs en lesgevers van het lager onderwijs een zekere autonomie in het onderwijs hebben. In het geval van burgerschapsvorming heeft zelfs de Franse Gemeenschap een verplicht programma bewust vermeden. In de Duitstalige Gemeenschap is maatschappijleer (Bürgerkunde) een interdisciplinair thema in lagere scholen en in de middelbare onderwijsprogramma’s is ze geïntegreerd.
De situatie in VlaanderenIn Vlaamse scholen is maatschappijleer geen apart vak, maar is ze in de transversale doelstellingen geïntegreerd (“vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen en eindtermen”). In het secundair onderwijs zijn die doelstellingen in 7 contexten opgedeeld: lichamelijke gezondheid en veiligheid, mentale gezondheid, sociorelationele ontwikkeling, omgeving en duurzame ontwikkeling, politiek-juridische samenleving, socio-economische samenleving, socioculturele samenleving. De vijfde context (politieke-juridische aspect van een democratische samenleving) is in vier thema’s onderverdeeld: actief burgerschap, de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de eigenschappen en de werking van een democratie en de Europese en internationale dimensie. Verscheidene instellingen stellen materiaal samen voor burgerschapsvorming op school, zoals De Kracht Van Je Stem en Studio Globo. Filosofische en religieuze vakken (2 lessen per week) spelen een belangrijke rol in de verwezenlijking van die horizontale doelstelling in verband met het burgerschap. Scholen beslissen vrij over de implementatie ervan. De noden inzake burgerschapsvorming maken deel uit van het debat over de hervorming van het onderwijs dat momenteel in het Vlaams Parlement loopt .
Burgerschapsvorming in de scholen van de Franse GemeenschapSinds 2016 krijgen leerlingen van het lager onderwijs lessen filosofie en burgerschap aangeboden. Die lessen worden wettelijk georganiseerd door het “decreet van 22 oktober 2015 betreffende de organisatie van een cursus filosofie en burgerzin en een opvoeding tot filosofie en burgerzin”. Er was gepland om daarmee in 2017 in het secundair onderwijs te starten, maar de voorbereidingen zouden vertraging hebben opgelopen. In de door de staat gefinancierde scholen hadden de leerlingen eerder de keuze tussen twee uur religie of zedenleer per week. Die levensbeschouwelijke lesuren zijn nu naar een uur per week verminderd. Het vrijgekomen uur wordt nu specifiek aan filosofie en maatschappijleer besteed. Het ministerie definieert maatschappijleer als “een begrip van de kwesties betreffende het burgerschap en de ontwikkeling van het kritische denken”. Maatschappijleer wordt niet als een eenvoudige overdracht van regels en gedragingen beschouwd: ze is niet meer een klassieke cursus morele opvoeding. Het onderricht steunt op vier pijlers: kritisch denken, zelfkennis, rechtsgelijkheid en sociale en democratische participatie. In plaats van een formeel programma te verstrekken, beveelt het ministerie een aanzienlijke hoeveelheid boeken, dvd’s, didactisch materiaal en tijdschriften aan de lesgevers aan.
OnpartijdigheidMaatschappijleer mag geen eenzijdige politieke tribune zijn. Over het algemeen is de inhoud onpartijdig. Tegelijkertijd ontwikkelen we het kritische denken beter door op reële gevallen te oefenen. Op school kan de leraar geëngageerde gasten uitnodigen om een workshop te leiden, maar daarbij zal hij tijdens de discussies de rol van onpartijdige moderator of van advocaat van de duivel moeten spelen. We kunnen niet van de leraars verwachten dat ze persoonlijk onpartijdig zijn, als dat al bestaat. Wat er in het officieel onderwijs wel toe doet, is dat we leraars hebben die zich inspannen om zich in hun vak onpartijdig op te stellen. Die vaardigheid kan men leren. Een acteur die persoonlijk atheïst is, kan namelijk op bevredigende wijze de rol van geestelijke in een film spelen. Een rechter mag een politieke mening hebben en zelfs van een partij lid worden. Naast onpartijdigheid worden er andere kwaliteiten van een lesgever burgerschap verwacht. Zo zal hij zijn passie voor burgerzin gemakkelijker aan zijn publiek kunnen meegeven als hij zelf een betrokken burger is. De ouders zijn het beste geplaatst om op het evenwicht van het vak burgerschap toe te zien. Zij merken immers de resultaten van dat vak bij hun kinderen. De directie van de school kan dus beter zorgvuldig naar de ouders luisteren, met dien verstande dat de ontvangen adviezen voldoende representatief zijn voor het hele onderwijs en dat het niet om een individueel probleem gaat.
AanbevelingenTijdens een symposium dat op 23 maart 2017 werd georganiseerd, heeft IDEA (Institute for Democracy and Electoral Assistance) een groot aantal spelers uit het veld uitgenodigd en heeft het geprobeerd om aanbevelingen omtrent maatschappijleer te doen. Die aanbevelingen worden onder de volgende thema’s gegroepeerd:
Later komen we op die verschillende aspecten terug. Onthoud voorlopig dat burgerschapsvorming een krachtige factor is in de integratie en de sociale samenhang.
Brussel, 4 april 2017
|
|